“Over de grenzen van de school heen kijken”
25 maart 2020 | Overige berichten | 0 reactie(s)
Vereniging
“Ik ben echt een ontwikkelaar. Er komt een vraagstuk op ons af, hoe krijg je mensen dan in beweging? Zorgen dat ze er op tijd mee aan de slag gaan. Ik heb een innerlijke drive om er voor te zorgen dat organisaties op tijd inspelen op de veranderende wereld.” Dat zegt Rob van Eijck, de nieuwe directeur van het OMO-bureau en secretaris van de raad van bestuur. 
Met zijn komst naar OMO keert Rob terug naar zijn oude liefde. Na de Pedagogische Academie begon hij zijn loopbaan als leraar in het primair onderwijs in zijn geboorteplaats Eindhoven. Hij stond maar kort voor de klas. Hij verhuisde al snel naar gemeenteland waar hij decennia lang managementfuncties bekleedde. Tot voor kort was hij gemeentesecretaris/algemeen directeur bij de gemeente Valkenswaard.
“Mijn nieuwe en mijn oude werk lijken op elkaar. Net zoals in Valkenswaard is mijn werk bij de vereniging tweeledig. Als directeur stimuleer ik de mensen van het OMO-bureau om de scholen en de raad van bestuur zo goed mogelijk te ondersteunen. Het werk als secretaris van de raad van bestuur gaat meer over strategische zaken. Die tweedeling was bij mijn werk als gemeentesecretaris precies zo. Juist die twee verschillende kanten van het werk vind ik aantrekkelijk.”
Heb je al die jaren bij de overheid nog voeling gehouden met het onderwijs?
“Leren, ontwikkelen, innoveren; dat fascineert me van vroeger uit en dat zie je terug in mijn werk. Ook al heb ik het onderwijs vrij snel achter me gelaten, op allerlei manieren ben ik betrokken gebleven bij scholing en training. Het accent van mijn werk lag altijd op de HR-kant; de ontwikkeling van mens en organisatie. Ook was ik bij de gemeenten nauw betrokken bij de samenwerking tussen de drie O’s: Overheid, Ondernemers en Onderwijs. In de regio Eindhoven-Brainport gaat die samenwerking heel ver. Op verschillende manieren heb ik zo zicht op het onderwijs en de arbeidsmarkt gehouden. En natuurlijk ook via mijn kinderen.”
Kende je OMO; had je er meteen een beeld bij?
“Ik heb heel vroeger op een OMO-school les gekregen, en ook in Valkenswaard hadden we een OMO-school. Maar ‘kennen’ is een groot woord; ik wist dat het een grote vereniging was.”
Je bent een rondje aan het maken langs de scholen, wat valt je op?
“De professionaliteit bij OMO, en de toewijding. Er is enorme passie voor het onderwijs. Er is veel hart voor de leerlingen; veel beleving. Ook hoor ik terug dat er veel waardering is voor de ondersteuning vanuit het OMO-bureau. De basis die er ligt is gewoonweg goed. En er liggen volgens schoolleiders ook uitdagingen voor het bureau. Denk aan verdere professionalisering van kennisdeling en dienstverlening, ICT, specialismen en wendbaarheid en innovatiekracht.”
Wat gaan de scholen merken van jouw komst?
“Je ziet dat het voor scholen steeds moelijker wordt alle expertise in huis te hebben die nodig is om optimaal te presteren. Neem bijvoorbeeld de ontwikkeling van digitaal onderwijs; welke capaciteiten zijn daarvoor nodig? Moet elke school die apart in huis hebben of is dat op te lossen via samenwerking. Allemaal vraagstukken waar het bestuur zich mee bezig houdt en die op de scholen en ook op het OMO-bureau afkomen. En waar we op het bureau graag mee aan de slag gaan. Ik ben een ontwikkelaar. Binnen organisaties werken aan vooruitgang; daar houd ik van.”
“Mij fascineert de rol van het onderwijs binnen een omgeving die alsmaar complexer wordt. Neem bijvoorbeeld een thema als ‘ondermijning’; leerlingen die gerekruteerd worden voor de georganiseerde misdaad. Hoe ga je als school om met dit soort vraagstukken? Je ziet dat de schotten tussen diverse instanties steeds meer doorbroken worden. Die trend zal sterk doorzetten. In lijn daarmee zie je ook dat scholen rondom thema’s steeds meer regionaal gaan samenwerken. Met andere scholen, maar ook met andere instanties. Daarmee wordt de betekenis van scholen in de regio groter. Ook vraagt dit een brede scope van het OMO-bureau, een integrale kijk.”
Jij voorziet allerlei nieuwe samenwerkingsvormen op onderwijsgebied?
“Zeker. Tijdelijke samenwerking of blijvend. We gaan veel meer naar netwerkorganisaties. Hybride en wendbare samenwerkingsvormen. Neem een thema als jeugdzorg; de instanties, inclusief het onderwijs, zullen veel meer naar elkaar toegroeien.”
Wat vraagt dat van docenten?
“Die gaan nog meer netwerken. Nu zijn docenten nog sterk gericht op hun eigen school. Ik denk dat naarmate de maatschappij complexer wordt ook de kennisdeling door docenten steeds belangrijker wordt. Onderling met docenten, tussen vakgroepen, maar ook met ondersteunend personeel en richting andere organisaties.”
Hoe zie jij de relatie tussen de medewerkers en de vereniging?
“Voor schoolleiders is vereniging OMO een belangrijke factor. Op een breed terrein bieden de raad van het bestuur en het bureau ondersteuning. Voor de meeste collega’s op de scholen staat de vereniging veel verderaf. Ze kennen OMO bij wijze van spreken vooral van het logo op de salarisstrook. En het is de vraag of dat erg is. Is OMO een merk dat je uit moet dragen? Of is het meer een ‘voertuig’ om scholen te helpen? De laatste jaren is het merk OMO heel klein gehouden. Dat is een keuze. Misschien dat het juist in een toekomstige netwerkomgeving nadrukkelijker naar voren zou moeten komen. Dat is de vraag. Samen de kracht van vereniging OMO als onderwijsvereniging uitdragen. Ik vind dat interessante vraagstukken om het samen over te hebben.”
Het sociaal intranet van OMO komt er dit jaar aan. Dat versterkt mogelijk de relatie tussen scholen en het OMO-bureau?
“Het is anno nu een must om te hebben. In Valkenswaard hebben we het acht jaar geleden geïntroduceerd. Ik heb van dichtbij gezien wat het doet. Het is veel meer dan ‘gewoon’ intranet. Je kunt het vergelijken met een soort Facebook voor collega’s. Je kunt elkaar gemakkelijk vinden. Vragen stellen, kennis delen, samen werken, initiatieven opzetten, successen delen; dat gaat via sociaal intranet heel drempelloos. Het versterkt de onderlinge communicatie en daarmee de relatie.”
Tot slot, wil je de collega’s nog iets meegeven?
“Wat je ziet gebeuren is dat de wereld meer en meer één groot netwerk wordt. Het is goed om daar onderdeel van te zijn. Ook voor docenten en onderwijs ondersteunend personeel, dus ook het OMO-bureau. Dat vraagt om een scope die verder reikt dan de school alleen.”
10 dilemma’s:
Goed boek of een goeie film?
“Goeie film; ik ben meer van beelden”
Winter of zomer
“Lekker zomerweer. 100%”
Hond of kat?
“Hond; daar heb je meer verbinding mee.”
De was of de vaat doen?
“De vaat doen; dan kun je nog gezellig buurten”
Wijn of bier?
“Met carnaval bier; in de zomer witte wijn.”
Merk of merkloos?
“Op mijn trui hoeft geen merkje te staan; dat boeit me niks.”
Sporten of sport kijken?
“Meer kijken dan zelf doen. Ik hou wel van bewegen maar hoef niet te zweten.”
Beatles of Rolling Stones
“Stones, net wat steviger”
Wonen in het centrum of op het platteland?
“Ik woon op het platteland maar zou goed in het centrum kunnen wonen”
Appen of bellen?
“Ik ben meer van het bellen.”