'Een nieuwe lente een nieuw geluid'
23 april 2020 | Interne berichten | 0 reactie(s)
Vereniging
Column Jos Kusters, voorzitter raad van bestuur
Het is meivakantie, gelukkig! Even rust na zes weken van onzekerheid en honderden nieuwe vragen en uitdagingen. Zowel privé als in ons mooie onderwijs waren we kwetsbaar en hebben we veel moeten loslaten. Ik weet niet hoe het jullie vergaat, maar mijn gedachten slaan regelmatig op hol zoekend naar nieuwe antwoorden op al die vragen. In mijn hoofd worden dan allerlei onverwachte verbindingen gelegd, het associatieluikje staat wijd open. Ik combineer alles met alles. Zo overkwam het mij bij het lezen van het grote epos Mei van Herman Gorter, dat in maart 1889 verscheen. De eerste versregel is misschien wel de allerberoemdste regel uit de Nederlandse literatuur.
Een nieuwe lente een nieuw geluid
Ik wil dat dit lied klinkt als het gefluit
Dat ik vaak hoorde voor een zomernacht
In een oud stadje, langs de watergracht
In huis was 't donker, maar de stille straat
Vergaarde schemer, aan de lucht blonk laat
Nog licht, er viel een gouden blanke schijn
Over de gevels in mijn raamkozijn.
Dan blies een jongen als een orgelpijp,
De klanken schudden in de lucht zoo rijp
Als jonge kersen, wen een lentewind
In 't boschje opgaat en zijn reis begint.
Herman Gorter had maandenlang in eenzaamheid aan zijn Mei gewerkt, het grote verhalende gedicht van 4381 versregels. In deze eerste regels verklaart een dichter, de 'Ik' uit regel twee, dat hij een nieuw lied zal brengen, maar tegelijkertijd zal dat lied moeten zijn zoals de oude herinnering aan het gefluit van een jongen tijdens een zomeravond. Mijn associatie met het verlangen naar de tijd vóór de crisis is snel gelegd.
“In huis was het donker maar de stille straat vergaarde schemer”: doet denken aan de trieste lege stille schoolgebouwen zonder leerlingen en thuiswerkende medewerkers.
“Aan de lucht blonk nog licht”: dat kan niets anders zijn dan de docenten en andere medewerkers die afstandsonderwijs met veel inspanningen (zelfs tot ’s avonds laat) hebben vormgegeven. Je kon de weerspiegelingen van de laptops zien schijnen door de ramen.
“Dan blies een jongen als een orgelpijp”: iedereen zou willen dat je het virus zo ineens kan wegblazen.
“Als jonge kersen, wen een lentewind”: de scholen gaan open, de leerlingen en collega’s fleuren op en gaan er fluitend naar toe.
“Zijn reis begint”: de docenten en medewerkers maken er weer het allerbeste onderwijs van.
“Een nieuwe lente een nieuw geluid”: niets zal ooit meer hetzelfde zijn. We hebben angst gevoeld voor dierbaren en beseffen eens te meer hoe belangrijk persoonlijk contact en relaties zijn.
”De klanken schudden in de lucht zoo rijp”: we hebben geleerd dat wij onze oude gewoontes snel kunnen loslaten en ervaren dat ook onderwijs op afstand enorm zinvol en nabij kan zijn. En we hebben laten zien hoe belangrijk en vanzelfsprekend het is dat we voor elkaar zorgen als het nodig is. Wat een geweldig fijne constatering: "Ik wil dat dit lied klinkt als het gefluit dat ik vaak hoorde voor een zomernacht”.
“Een nieuwe lente, een nieuw geluid”: een rustgevende en vertrouwenwekkende gedachte voor dat wat komen gaat. Met zeer veel respect verdienen jullie deze heerlijke vakantie.
Ik ga vol vertrouwen, fluitend de lentenacht in.
Dank jullie wel!
Jos Kusters