Deze keer Angelique Kleinen, directeur 't R@velijn in Steenbergen. Angelique zat ook in de eerste lichting deelnemers van het LOT (Leiderschapsontwikkeltraject van OMO). “Op een organische manier ben ik aan de management-kant terecht gekomen.”
Je wilde al heel jong als juf voor de klas staan, maar op je 27e was je al ergens locatiemanager en nu ben je op je 42e directeur. Toch meer een managers-type?
“Als kind speelde ik al lerares, ja. Dan liet ik m’n broertje op het krijtbord sommen uitrekenen. En in de klas vond ik het heerlijk om het hulpje van de juf of de meester te zijn. Vandaar dat ik ook naar de Pabo ben gegaan. Dat ik nu niet meer voor de klas sta komt puur door de dingen die op mijn pad zijn gekomen. Dat is voor mijn gevoel heel organisch gegaan. Ik heb de kansen gepakt die zich voordeden.”
Het was niet een omslag in je interesse?
“Nee, het is eerder dat ik een grote liefde heb voor leren en ontwikkeling. Niet alleen gericht op anderen, maar ook voor mezelf. Ik daag mezelf graag uit; stap gemakkelijk uit mijn comfortzone. Vandaar dat ik dit soort stappen ook heb gezet.”
Je hebt managers en managers. Hoe dicht ben je bij het onderwijs gebleven?
“Heel dicht. Ik ben echt een onderwijskundig leider. Het contact met de leerlingen en docenten is voor mij het allerbelangrijkste. Dat is je grootste goed. Ook nu als directeur ben ik in gesprek met leerlingen en collega’s. Ik zie ons werk als een gezamenlijke opdracht. Waar staan we voor? Waar gaan we voor? Waar bieden we toegevoegde waarde? Vanuit die visie werk ik. Ik vraag me steeds af als schoolleider: Wat hebben we nu nodig?”
Je daagt jezelf graag uit. Toen je op je 27e locatiemanager was, ben je gaan onderzoeken of dit inderdaad het werk was dat je langere tijd wilde blijven doen.
“Ik had nog geen kinderen. Ik had de tijd en de ruimte om te onderzoeken wat ik wilde. Ik ben toen de masteropleiding pedagogiek gaan doen, samen met de masteropleiding speltherapie. Ik zat in die tijd in het speciaal onderwijs, en zag daar veelvuldig leerlingen in een combinatie van zorg en onderwijs. Ik wilde die combinatie beter doorgronden en bekijken hoe we ons werk konden verbeteren. Ook wilde ik bij mezelf nagaan of het de zorgkant was die me trok, of toch echt wel het onderwijs. Ik heb toen ook één dag in de week stagegelopen bij de GGZ. Toen kwam ik er achter dat ik echt wel een onderwijs-mens ben.”
Een volgende ontwikkelingsstap was dat je allerlei masterclasses bent gaan volgen, onder meer bij het TIAS. Hier volgde je de opleiding ‘Management en Leiderschap’.
“Daar heb ik vooral geleerd om uit te zoomen en meer vanuit een onderzoekende houding vraagstukken te benaderen. Je kunt heel praktisch aan oplossingen werken, je kunt dat ook doen op basis van theorie en wetenschappelijk onderzoek. Daardoor kun je je handelen ook verantwoorden. Dat leer je bijvoorbeeld bij TIAS.”
Klinkt ook meteen wat ambtelijker.
“Het gaat om de combinatie. Als je plannen maakt, moet je keuzes maken. Die wil je onderbouwen en verantwoorden maar tegelijkertijd zul je veranderingen in de praktijk moeten uitproberen. Niets zo mooi als een praktische theorie. Als je wilt innoveren, zul je ooit in het diepe moeten springen en moeten kijken hoe het in de praktijk uitpakt. Vervolgens stuur je bij waar nodig en zo kom je stap voor stap tot vernieuwing. Waarbij ik ook geleerd heb dat veranderingen simpelweg tijd nodig hebben.”
Bij OMO ben je ook het ‘Leiderschapsontwikkeltraject’, het LOT, gaan volgen. Je zat in de eerste lichting.
“Dat hebben we begin dit jaar afgesloten. Het LOT heb ik als heel bijzonder ervaren. In een sneltreinvaart krijg je op een breed terrein te maken met allerlei onderwijskwesties. Van ICT tot visie en strategie, van innovatie tot personeelstekorten. Allemaal praktijk-cases die door de deelnemende rectoren en algemeen directeuren zijn ingebracht. Heel interessant om daar als groep mee aan de slag te gaan. Levensechte dilemma’s waarmee je als eindverantwoordelijk schoolleider in het onderwijs te maken krijgt. Ook heb ik stagegelopen op het Sint-Odulphuslyceum in Tilburg. Een week lang heb ik de rector gevolgd bij alle zaken die zich voordeden. Echt genieten om dat van zo dichtbij mee te maken.”
Ook is er groep LOT-genoten ontstaan.
“Je bent 18 maanden heel intensief met elkaar bezig. Juist dat persoonlijke, directe contact met die ‘LOT-genoten’ is misschien wel het waardevolste van alles. Op een hele natuurlijke manier heeft het geleid tot een hele fijne leer-gemeenschap.”
Op 1 februari ben je officieel als directeur begonnen bij ’t R@velijn waar je eerder ook docent was, later ondersteuningscoördinator, waarna je ook twee jaar weg bent geweest.
“Ik ken ’t R@velijn goed, maar toch was m’n beeld van de werkelijkheid verouderd. Ik wilde dat opfrissen. Vandaar dat ik als eerste werk alle lesgroepen ben gaan bezoeken. Ook heb ik op mijn eerste dag alle leerlingen een boks gegeven. Dan hebben ze me allemaal even gezien en weten ze wie ik ben.”
Hoe goed klikt het tussen jou en ’t R@velijn.
“Ik heb ’t al vaker gezegd: ’t R@velijn en ik hebben hetzelfde DNA. We zijn innovatief. Het draait om het bieden van kansen, kijken waar mogelijkheden liggen, bieden van maatwerk. Dit is een school die dat bij uitstek doet. Echt een school die past bij mij zoals ik ben.”